Keihard verankerd.
Het ‘plaatje’ als oplossing voor een onvolkomenheid in het gebit is al lang geen door iedereen geaccepteerde oplossing meer. Een
tandimplantaat
is beter, comfortabeler en duurder. De opmars van een nieuwe tandheelkundige techniek.
Vorig jaar zijn zo’n 40.000 tandheelkundige implantaten in de monden van Nederlandse patiënten geplaatst.
Implantaten zijn kunsttandwortels die kunnen dienen om een tand of kies, of een brug op te monteren, maar ze kunnen ook dienen als steun voor een volledig kunstgebit. Binnen dertig jaar zijn implantaten een groot succes geworden, ondanks het feit dat veel patiënten honderden euro’s zelf moeten betalen voor hun implantaat en er goedkopere alternatieven bestaan.
Het moderne implantaat is ontwikkeld door de Zweed Per Ingvar Bränemark van de universiteit van Lund. Zijn uitgangspunt was de osseo-integratie: de hechte vergroeiing van een cilinder of schroef in het kaakbot. “Dat lukt alleen met titanium,” aldus hoogleraar orale functieleer dr. Rien van Waas van het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA). “Ieder ander materiaal mislukt. Een ijzeren implantaat zou zwerend de kaak uit roesten.
Van de implantaten die tien jaar geleden werden aangebracht zit meer dan 90 procent nog pijnloos en stevig op zijn plaats. Modernere implantaten doen het waarschijnlijk nog beter. Op de Nederlandse markt hebben, volgens Van Waas, vier implantaatfabrikanten viervijfde van de markt in handen. Van Waas: “Slechte implantaten zijn er niet meer.”
Wie bepaalt het succes: de tandarts of de patiënt?
De vaardigheid en de ervaring van de tandarts of kaakchirurg die het implantaat plaatst zijn tegenwoordig de belangrijkste voorspellers voor langdurig succes. Kaakchirurgen plaatsen meer dan de helft van de implantaten, maar de gespecialiseerde tandartsen zijn in opmars. Een minderheid van de Nederlandse tandartsen beheerst het implanteren. Ongeveer 250 beheersen de kunst, een vijftigtal daarvan implanteert veel. ACTA, de tandartsenopleiding in Amsterdam, leidt sinds kort tandarts-implantologen op. De eerste twee zijn net afgestudeerd. De generatie tandartsen die nu implanteert is door cursussen en de meester-gezelmethode vaardig geworden. Tandartsen beschikken over een lijst van door de Nederlandse Vereniging voor Orale Implantologie erkende tandartsen, zodat ze hun patiënten naar kundige collega’s kunnen doorverwijzen.
De tweede factor voor het slagen van een implantaat is de patiënt. Op de plaats waar hij één of meer gebitselementen mist moet voldoende kaakbot aanwezig zijn om het implantaat in aan te brengen. Ook de flora van micro-organismen en de tand- en mondhygiëne van de patiënt spelen een rol bij de levensduur van het implantaat.
Het principe van het implantaat is dat een schroef of cilinder in een geboord gaatje in het kaakbot wordt geplaatst.
Op de ingebrachte titanium schroef of cilinder monteert de tandarts vervolgens een kroon, een brug met meerdere gebitselementen, of een heel kunstgebit.
“Het begon dertig jaar geleden met hele gebitten bij tandeloze patiënten,” aldus Van Waas, “In een geheel tandeloze onderkaak werden dan vijf of zes implantaten gezet en daar werd een brug met alle tanden en kiezen op gemonteerd. Voor de bovenkaak werd dan meestal nog een gewone prothese, het losse kunstgebit, gemaakt.” Het grote voordeel van een gebit dat op implantaten is gebaseerd is de stabiliteit bij het kauwen. De ontwikkeling evolueerde. Ook in de bovenkaak zijn nu kunstgebitten mogelijk die door implantaten worden ondersteund. Er zijn ook constructies mogelijk die op minder dan zes implantaten rusten. En er bestaan zogenaamde ‘klikprothesen’ waarbij het kunstgebit met een kliksysteem op de implantaten vast wordt gezet. Het zijn allemaal variaties op hetzelfde thema.
Wie betaalt de kosten?
Dankzij de nieuwe zorgverzekeringswet worden de implantaten voor
geheel tandeloze
patiënten volledig door de basisverzekering vergoed.(dit valt onder de bijzondere tandheelkunde) De prijs van een aan implantaten verankerde gebitsprothese is met 3.000 à 4.500 euro drie à vier keer zo duur als conventionele gebitsprothesen voor onder- en bovenkaak, maar biedt meer comfort en kauwvermogen.
Voor betande monden is bovengenoemde ingreep alleen te verzekeren via de aanvullende verzekering en dan alleen met een machtiging van uw zorgverzekeraar.
Nieuwe mogelijkheden ontstonden toen implantologen het aandurfden om in kaken waarin nog tanden stonden toch implantaten aan te brengen. Vanwege tandbederf getrokken, of door ongelukken verloren gegane tanden en kiezen kunnen nu worden vervangen. Vanouds had iemand die één tand of kies verloor de keus tussen het ‘gat’ in stand houden of een ‘plaatje’, een tegen het gehemelte klevend kunststofplaatje waar een passende kunsttand aan is gezet. Dat wilde bij een lachsalvo of bij het eten van plakkerig voedsel nog wel eens loskomen. Van Waas:
Zo’n plaatje is voor veel mensen niet meer acceptabel. Als één tand ontbreekt kon je daar een brug overheen zetten die dan vastzit op de gebitselementen aan weerszijden. Maar die moeten dan wel gezond zijn. Met één of meer implantaten heb je veel meer mogelijkheden. Als er nu bijvoorbeeld drie elementen naast elkaar ontbreken kan er over twee implantaten een brug worden gemonteerd.
Deze oplossingen betaalt de verzekering niet, tenzij de gebitselementen door een ongeluk ontbreken, of als ze nooit zijn aangelegd. De prijsverschillen zijn aanzienlijk: een plaatje kost ongeveer 220 euro, terwijl de rekening voor een implantaat rond de 2.000 euro schommelt. Een brug zit er tussen in, afhankelijk van de techniek en de uitvoering, met prijzen van 400 tot 1300 euro.
Een belangrijke vernieuwing op implantaatgebied is ook dat patiënten met te weinig kaakbot nu kunnen worden behandeld. Dat gebeurt door op die plaatsen eerst bot aan te brengen en daarna pas het implantaat te plaatsen.
Een vernuftig bedachte techniek is daarbij de zogenaamde geleide botregeneratie (GBR). Nadat een botdefect, bijvoorbeeld ontstaan door een ongeluk, is opgevuld met kaakbot wordt daar een oplosbaar membraan over heen gelegd. Het opvulbot kan afkomstig zijn van de patiënt zelf (uit kin of heup), maar er kan ook kunst- donor- of runderbot worden gebruikt. Met behulp van het membraan wordt de oorspronkelijke kaakcontour hersteld. Onder het membraan blijkt het aangebrachte bot zeer snel te integreren met het aanwezige kaakbot. Het duurt ongeveer zes maanden voordat het bot voldoende is geregenereerd en de implantaten kunnen worden geplaatst. De patiënt moet dan nog een aantal maanden wachten voordat op de implantaten een kroon of brug wordt geplaatst.
De implantaatbehandeling begint pas echt als de kaakchirurg of tandarts de boor pakt. Als de patiënt plaatselijk verdoofd is en het kaakbot is blootgelegd, boort de behandelaar een gaatje van een centimeter diep en 3,5 tot 4 millimeter in diameter. Dat is vergelijkbaar met een gaatje in de muur voor een schroefje waar een schilderij aan kan hangen.
Een aantal jaren geleden zou het daarna nog zeker een half jaar duren voordat de tand of kies op het implantaat kon worden bevestigd. Het monteren van de opbouw, noemt de tandarts dat. Vooral de botgroei rond het titanium implantaat vergde tijd. Het implantaat moest eerst stevig vast zitten voordat men met een erop gemonteerde tand of kies weer een appel kan afbijten, of voedsel kan fijnmalen.
In een onderkaak (met veel bot) duurde het drie maanden voordat de opbouw kon worden gemonteerd. Voor een implantaat in de bovenkaak werd vaak zes maanden de tijd genomen. Door de oppervlaktebehandeling van het titanium is die wachttijd nu teruggebracht naar twee à drie maanden.